"Investeren in de natuur is investeren in de samenleving"

‘Groen doen’ en ‘goed doen’ voor zijn medemens zijn twee sterke en sterk met elkaar verweven drijfveren van klimaatambassadeur-en-nog-zoveel-meer Ignace Schops. “We moeten de natuur beschermen én erover waken dat de ‘gele hesjes’, zij die sociaal zwakker staan, daar niet de dupe van worden. Een moeilijke evenwichtsoefening die mij soms wakker houdt.”

  • Verkenner
  • Blog
  • Biodiversiteit
Impact: 2/5
Investering: 3/5

Microbe voor sociaal engagement

“De microbe voor sociaal engagement kreeg ik van thuis mee, weliswaar op een niet-klassieke manier. De klassieke jeugdbeweging vond ik niet open genoeg – ik werd buitengegooid bij de Chiro – en dus ben ik met een aantal vrienden zelf een jeugdhuis begonnen dat uitgroeide tot één van de betere van Heusden-Zolder. Vanaf mijn dertiende, veertiende zat ik zo als sociaal gedreven rebel al op ‘de universiteit van de straat’ (lacht). Daar heb ik veel geleerd. En ook mijn guts gekweekt.”

Een korte omweg via een studie informatica deed Ignace niet wegdrijven van zijn echte passies: de natuur, en het sociale. “Beide innerlijke drijfveren kon ik combineren in mijn eerste job voor de Limburgse Intercommunale voor Milieubeheer waar ik met weerwerkers (personen met een afstand tot de arbeidsmarkt) aan de slag ging in de natuur.” Ignace verdiepte zich in de herpetologie (de studie van reptielen: padden, kikkers, slangen… – niet de meest aaibare der dieren) en was jarenlang quasi elke nacht met zijn lieslaarzen ergens in het water van een poel te vinden. Het geploeter leverde een atlas op van waar welk beestje in Limburg te vinden is/was.

Na die sociale tewerkstelling ging Ignace aan de slag bij wat toen nog het Regionaal Landschap Herk en Mombeek heette om de gemeentelijke natuurontwikkelingsplannen te schrijven en zich te verdiepen in de samenhang van natuur en samenleving. “Met mijn onderzoek naar amfibieën en reptielen had ik aan den lijve ondervonden hoe de natuur uit elkaar aan het vallen was door de versnippering.”

Dubbelslag

Als coördinator van Natuurpunt in Limburg vond hij dat de organisatie een herkenbaar huis moest hebben. “Sterker nog, ik vond dat we dat moésten krijgen. Ook al omdat er veel markante gebouwen waren waar maar geen invulling aan gegeven werd, zoals het totaal vervallen kasteel van Kiewit. Tijdens een wandeling met Natuurpunt zei wijlen Steve Stevaert: ‘Dat zou nog iets voor jou zijn, Ignace.’ Waarop ik: ‘Ja maar we hebben 0 euro en het is van de stad Hasselt.’” Maar het zaadje was gepland. EFRO (het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) keurde het project dat Ignace uitschreef goed, waarop hij eerst een gat in de lucht sprong en dan met beide benen weer in de werkelijke wereld belandde, want “er werd mij op gewezen dat een bouwproject altijd het dubbele kost van wat begroot is. En we hadden niets.” Niets is misschien veel gezegd, want wat er wel was, was visie en wilskracht. “Wat ongebruikelijk was, is dat we toch een voorschot van de subsidie bij Europa konden losweken. En in de plaats van naar de reguliere bouwmarkt te stappen, deden we een beroep op het Europees Centrum voor Restauratietechnieken (ECR), een vzw die kansengroepen omschoolt tot bouwvakkers.” Dat bleek een dubbelslag: het ECR kreeg een openluchtatelier waar ze alle technieken op een nuttige manier konden aanleren met een heel interessante job en Ignace bleef binnen zijn budget.

Fietsnetwerk

Intussen was Ignace Schops voorzitter geworden van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Het is de tijd waarin Thyl Gheyselinck verantwoordelijk was voor de economische reconversie van Limburg na de sluiting van de mijnen. “Hij zag brood in een herindustrialisering, terwijl wij ervoor ijverden om te onderzoeken of we met de voor Vlaanderen uitzonderlijke natuur en het mooie groen van Limburg geen nieuwe toekomst konden uitwerken. We bedachten het fietsroutenetwerk waarmee we mensen wilden uitnodigden om kennis te maken met onze natuur en landschap. Het waren de eerste stappen van het idee dat we natuur moesten beschermen naar het vermaatschappelijken van de natuur.” En zo trok Ignace naar de gemeentebesturen om hen te overtuigen van de sociaal-economische meerwaarde van het project. Eén geweldige troef had hij alvast op zak: Europese subsidies die maakten dat ze voor de helft van de prijs konden instappen in hoogkwalitatief initiatief voor duurzaam toerisme.” Het fietsnetwerk sloeg midden de jaren 1990 in als een bom. “Ze noemen het hier het achtste wereldwonder”, lacht Ignace. “Rond het netwerk begon een heel economisch systeem te ontstaan, waarbij oude boerderijtjes werden verbouwd tot tavernes enzovoort. Het bewijs werd geleverd voor wat wij geloofden: dat toerisme het gevolg is van kwaliteit. Niet omgekeerd.”

Reconnection model

Een succesverhaal, maar de ambitie was nog groter. “We wilden eigenlijk een nationaal park maken, de natuur sexy maken. Want toen al stelden we vast dat de verbondenheid van natuur en mens verbroken was. Natuur was ‘iets van de groen mannen’ en ‘doe dat maar in het reservaat’. Terwijl wij de natuur opnieuw in de harten van alle mensen wilden krijgen, want wij geven waarde. Als we vinden dat Van Gogh niet meer waardevol is, staan zijn doeken morgen bij het huisvuil.”

“Samen met het Agentschap Natuur en Bos dat heel veel van het gebied beheert, zijn we onmiddellijk met de hoogste internationale standaard van de International Union for the Conservation of Nature gaan werken.” Lang verhaal kort: na negen jaar werk opende in 2006 het 6000 hectare grote Nationaal Park Hoge Kempen. Aan de basis lag het reconnection model. Als je het hebt over sociaal ondernemen, gaat het daarover. Daarbij willen we de natuur terug verbinden met de samenleving. Een van de vele aspecten is dat we alle bezoekersinfrastructuur buiten het park houden, dus geen parkings in het park zoals in 85 procent van de nationale parken wereldwijd het geval is. Onze aanpak is slimmer: we brengen bezoekers naar een toegangspoort waar we ze een beleving van minstens een halve dag aanbieden. De toegang is ook gratis, natuur voor iedereen. Niet onbelangrijk als je weet dat 2 miljoen Vlamingen zich geen vakantie kunnen permitteren. En door de toegangspoorten dicht bij de kerk te brengen, geef je lokale handelaars een duwtje in de rug en maak je van hen meteen ook ambassadeurs. We zijn die sociaal-economische impact ook gaan berekenen, waardoor we de natuur konden vertalen in een taal die beleidsmakers begrijpen en die aantoont dat natuur belangrijk is. Tot dan werd de socio-economische waarde nooit gekoppeld aan natuur. We dachten dat de natuur er altijd zou zijn, terwijl: als het op is, is het ook op met ons. Terwijl we door de klimaatverandering en het ineenstorten van de biodiversiteit intussen goed beseffen dat we misschien wel een gigantisch probleem hebben. De economische wereld beseft de hoogdringendheid en ziet klimaat en biodiversiteit als de twee grootste uitdagingen, maar de sociale dimensie is eveneens immens als je weet dat 50 procent van de wereldwijde economie – en dus de inkomsten en draagkracht – afhankelijk is van natuurlijke ecosystemen. In het zuiden is dat zelfs 80 procent.”

“Ik heb het geluk dat ik door het Nationaal Park Hoge Kempen internationaal veel erkenning heb gekregen: in 2008 won ik de Goldman Environmental Prize, de ‘groene Nobelprijs’, en werk ik Ashoka fellow. De beste beslissing in mijn leven is dat ik de 150.000 euro van die Nobelprijs onmiddellijk heb weggeschonken, want dat geld komt niet mij, maar de natuur toe.”

Wij geven waarde

Mijn idee richting oplossing ligt in waardepatronen en het besef dat wij waarde geven. Opnieuw Van Gogh: als je de prijs van canvas en verf optelt kom je op ongeveer 175 euro. Heel lang hebben wij zo naar natuur gekeken: een bos als optelsom van het hout. Niet als bron van zuurstof en gezondheid. Gelukkig beginnen beleidsmakers en bedrijfsleiders in te zien dat natuur essentieel is.”

“Een moeilijke evenwichtsoefening is hoe je natuurbescherming in evenwicht brengt met sociale noden. Vaak wordt de tegenstelling benadrukt tussen wat ‘de groenen’ willen en wat de ‘gele hesjes’ wakker houdt. Dat houdt me erg bezig, want wie sociaal zwakker staat, mag niet de dupe worden.”

“Investeren in de natuur brengt de samenleving veel op: 1 euro is goed voor een return van 10 euro als je het bredere plaatje bekijkt. De natuurbank is de meest rendabele bank ter wereld. Als dat geen overtuigend argument is voor niet-overtuigde beleidsmakers. Natuur beschermen is onszelf beschermen. De boomkikker redden is onszelf redden.”

Biodiversiteit: niet enkel in de natuur, ook in je eigen lijf

Na het rapport De grenzen van de groei van de Club van Rome in 1972 stijgt de aandacht van beleidsmakers voor natuur. Er volgt een exponentiële groei van het aanduiden van natuurreservaten in Europa. “Maar het jammere is dat in diezelfde periode de biodiversiteit rake klappen kreeg. Een schijnbare paradox die ons op een gigantische fout wijst: wij hebben de natuur opgesloten in reservaten. Lees: alles wat daarbuiten lag, was vogelvrij. Terwijl, natuur start hier, vlak voor je voeten, in je tuin. Wat we te weinig uitgedrukt hebben als natuurbescherming, is dat biodiversiteit meer is dan de bloemetjes en de bijtjes. Als we spreken over landbouw, bijvoorbeeld, moeten we zichtbaar maken wat onzichtbaar is. Landbouw kan maar floreren met een goede bodemdiversiteit, de pieren en de schimmels, de onzichtbare biodiversiteit. Hoe vruchtbaarder de bodem, hoe beter de opbrengst. Wat zien we? Dat de bodemdiversiteit razendsnel afneemt. Maar ook onze eigen lichaamsbiodiversiteit staat onder druk. We hebben ongeveer een triljoen levensvormen in en op ons lichaam – goed voor ongeveer anderhalve tot twee kilo – die bedreigde ecosystemen vormen. Dus als we praten over biodiversiteit, hebben we het niet alleen over de natuur in reservaten of ergens ander, maar ook over de landbouw en over onszelf. Wij maken deel uit van de natuur.”

Voorbij boer versus natuur

“De boerenstiel is niet bedreigd. De mijnwerkersstiel was bedreigd en die is er nu niet meer. Maar we zullen altijd moeten eten. En we maken misschien wel het beste voedsel ter wereld. Vraag is: welk voedsel willen we in de toekomst maken. We weten dat we moeten opschuiven naar meer duurzaam, meer plantaardig eten. Vlees zal niet verdwijnen, maar een luxeproduct worden en dus moeten we nadenken over een transitie richting de next food chain. Als voorzitter van de Bond Beter Leefmilieu wil ik mee onderzoeken hoe we naar die nieuwe systemen gaan. En daarbij moeten we de boer helpen. Want mijn inlevingsvermogen is groot: ze hebben leningen lopen, ze hebben (dachten ze) rechtsgeldige vergunninge,… We moeten voorbij die tegenstelling van de groenen versus de boeren, beide partijen zijn vrienden van onze schaarse open ruimte.”

De klimaatzaak: terug in de cockpit

“Ik heb gezongen, gesprongen en gedanst samen met Nic Balthazar ter ere van het klimaat, maar dat veranderde niets. Daarom zijn we in 2014 de Klimaatzaak gestart om België te dwingen internationale klimaatbeloftes na te komen. Dat was met een klein hartje, want wij kennen weinig of niets van juridische processen, maar eigenlijk is het iets simpels. Er is immers de democratische afspraak dat als je een meningsverschil hebt, je een onafhankelijke scheidsrechter mag vragen een conclusie te trekken. Als België een contract tekent met de wereld en niet uitvoert, zadelt ons dat op met een meningsverschil. Op dit moment hebben overheden en bedrijven nog altijd niet die logische reflex om te beseffen hoe belangrijk een gezonde planeet is. We kleven ons niet vast aan kunstwerken om dat aan te kaarten, we doen dat op een zeer open manier en stappen naar de rechter.”

“Tijdens de Industriële Revolutie zat België in de cockpit. We waren honderd jaar lang de meest welvarende regio van de wereld. Nu moeten we opnieuw in de cockpit gaan zitten van de duurzame transitie, want we weten dat dat geweldig veel oplevert. En dus moeten we de beleidsmakers misschien tegen hun zin gelukkig maken. En feit is: de tijd speelt niet in ons voordeel.”

Herdenken van het financiële model

“Als je de verandering wil financieren, moet je de financiering veranderen. Het neoliberale model van meer-meer-meer is niet langer houdbaar. Een lichtpuntje: Covid heeft mij veel geleerd. Door samenwerking hebben we driemaal sneller dan mogelijk geacht een vaccin gecreëerd. We zijn weer naar de wetenschap gaan luisteren. We hebben ons gedrag aangepast. En het ging niet meer over ‘haalbaar en betaalbaar’, want het was noodzakelijk. Ineens was geld geen probleem meer. En dus denk ik: als we nu eens de centen voor alle essentiële investeringen die noodzakelijk zijn om ons klimaatrobuust te maken eveneens buiten de begroting zouden zetten en ze niet afbetalen over 30, maar over 300 jaar? Als we de planeet willen redden, moeten we toch andere methodieken kunnen bedenken? Ten slotte is economie slechts een afspraak.”

De spijt van Al Gore

Als winnaar van de Goldman Environmental Prize kreeg Ignace de kans om niet alleen de hand te schudden van Al Gore, maar ook zijn oor te vinden. De auteur van het verontrustende An inconvenient truth vertrouwde Ignace toe dat hij wellicht een fout maakte door het boek waarmee hij de ogen van de wereld opende rond de rol van de mens bij de klimaatverandering als Democratische vice-president te lanceren. Hij vreesde dat daardoor heel het debat gepolitiseerd raakte, terwijl de uitdaging waar we voor staan de facto niet ideologisch is. “Toen ik hem vroeg waarom de VS toch niet in het klimaatakkoord wilde stappen, antwoordde hij: ‘America wants to become one day China.’ Met andere woorden: de partijpolitiek stak stokken in de wielen.”